Geschreven door:
Het Nederlandse recht kent een bijzondere procedure om geschillen binnen ondernemingen op te lossen, de enquêteprocedure bij de Ondernemingskamer. De enquêteprocedure richt zich op herstel van verhoudingen binnen ondernemingen. Het starten van een enquêteprocedure bij de ondernemingskamer kan helpen bij het oplossen van conflictsituaties binnen de vennootschap of het doorbreken van impasses.
De enquêteprocedure dankt zijn naam aan het feit dat daarin een onderzoek, de enquête, centraal staat. Enquêteprocedures worden gevoerd bij de Ondernemingskamer, een bijzondere kamer van het Gerechtshof Amsterdam met landelijke bevoegdheid. De Ondernemingskamer heeft ruim 30 over diverse wetten verspreide taken, maar verreweg de meeste zaken worden aangebracht in het kader van het enquêterecht (artikel 2:344 en volgende BW).
De enquêteprocedure bestaat uit twee fases. De eerste fase die voorziet in de mogelijkheid om een verzoek te doen tot het instellen van een onderzoek. Als dit wordt toegewezen en uit het onderzoek blijkt dat sprake is van wanbeleid kan in de tweede fase de Ondernemingskamer worden verzocht om voorzieningen te treffen.
Een verzoek tot het instellen van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken binnen een rechtspersoon kan worden gedaan door bepaalde in de wet aangewezen belanghebbenden. Bevoegd tot het verzoeken van een onderzoek naar een B.V. of N.V. zijn bijvoorbeeld de aandeelhouders als zij gezamenlijk 10% of meer van de aandelen vertegenwoordigen. Ook certificaathouders, het bestuur en de Vennootschap zelf kunnen een enquête verzoeken.
Een aandeelhouder van een B.V. die een verzoek doet moet zijn bezwaren tegen het beleid of de gang van zaken schriftelijk kenbaar hebben gemaakt aan het bestuur en de raad van commissarissen. Het gaat erom of er gegronde redenen zijn om aan een juist beleid te twijfelen. De aandeelhouder die van mening is dat dit het geval is, moet zijn bezwaren dus schriftelijk kenbaar maken en daarbij moet de aandeelhouder een redelijke termijn in acht nemen om de vennootschap alsnog aan de verplichtingen te laten voldoen.
Levert dat onvoldoende resultaat op, dan staat de weg naar de Ondernemingskamer open. Ook dan is de toets dezelfde. De Ondernemingskamer gelast een onderzoek als sprake is van gegronde redenen om te twijfelen aan juist beleid. Belangrijke bijkomstigheid is dat de Ondernemingskamer onmiddellijke voorzieningen kan treffen voor de duur van de procedure. Het vragen om een voorlopige voorziening maakt het mogelijk om via een enquêteprocedure snel uit een impasse te geraken.
Voorbeelden van voorlopige voorzieningen zijn de schorsing van bestuurders en het tijdelijk ontnemen van stemrecht aan bepaalde aandeelhouders.
Als de Ondernemingskamer een onderzoek gelast wordt een onderzoeker aangewezen die het onderzoek zal uitvoeren. De kosten van het onderzoek komen in de regel voor de rechtspersoon. De onderzoeker brengt een verslag uit en daarmee eindigt de eerste fase van de enquêteprocedure.
Indien de verzoeker of andere betrokkenen met het recht van enquête vinden dat uit het verslag blijkt dat sprake is van wanbeleid, kunnen zij de Ondernemingskamer binnen twee maanden na de deponering van het verslag verzoeken dit vast. Daarbij kan de Ondernemingskamer ook een aantal (verregaande) maatregelen treffen, zoals vernietiging van een besluit, ontslag van een bestuurder, of ontbinding van de vennootschap. Daarnaast kan wanbeleid uiteraard ook aansprakelijkheid met zich brengen. Kortom, de enquêteprocedure kan krachtig middel zijn om zaken recht te zetten.
Wilt u meer weten over het doorbreken van een impasse binnen een onderneming? Wij denken in oplossingen. Vraag het ons vandaag nog vrijblijvend wat wij in uw geval voor u kunnen doen. Wij helpen uw graag. Ons motto is niet voor niets: "Uw probleem, onze zorg."
Jack Leeman helpt u graag verder.
KvK: 74640518
BTW: NL859977602B01
IBAN: NL37ABNA0844817805
Minerva Advocaten B.V.
Meent 106
3011 JR Rotterdam
Wij gebruiken cookies om onze website te verbeteren en analyseren.